'Zoiets verzin je niet'

6 concrete lessen voor het ontwikkelen van innovatieve manieren van leren

6 concrete lessen voor het ontwikkelen van innovatieve manieren van leren

‘Zonder innovatie geen vooruitgang’ – het is een gevleugelde uitspraak. Je moet blijven vernieuwen om verder te komen en sterker nog, om niet achterop te raken. Dat geldt in de zakenwereld, voor de industrie, voor de overheid – en ook voor leren.

Er zijn dan ook boeken vol over dit onderwerp geschreven. En in elk boek staat wel wat bruikbaars. Er is geen heilige ‘innovatiebijbel’. Daarom over Zoiets verzin je niet geen hallelujah, wél zes concrete lessen voor het ontwikkelen van innovatieve manieren van leren.

1. “Je moet mensen hebben die het willen doen, die er zin in hebben en die zich niet hoeven af te vragen of ze bij de volgende tegenvaller geslachtofferd zullen worden.”

Hoofdstuk één gaat over mensen. Het boek pleit voor het nemen van risico’s en het accepteren van fouten. Een organisatie die zegt iets innovatiefs te willen, vindt dat – puntje bij paaltje – vaak toch íets te spannend. Want: nog niet eerder gedaan, en dus een onzekere uitkomst. ‘We willen een immersive serious game!’ kan dan uit onzekerheid zomaar gereduceerd worden tot honderd meerkeuzevragen op tijd. Herkenbaar… Hoe verder het proces komt, hoe minder leuk en sexy innovatie vaak blijkt te zijn, en hoe meer verantwoordelijkheid erbij komt kijken. Motivatie, vertrouwen, volharding en een open blik van álle betrokkenen zijn dus cruciaal. Dat geven we onze klanten ook graag mee.

2. “Het is mogelijk een goed idee om zeep te helpen door er het verkeerde merk of de verkeerde afzender aan te hangen.”

Hoofdstuk twee gaat over markt en doelgroep. Want een goed idee impliceert niet automatisch dat het ook goed landt… Dus is het belangrijk je doelgroep goed te kennen. Wie zijn ze? Wat doen ze? Wat zijn merken of beelden waar ze sterke (emotionele) reacties op geven? En hoe kun je dat gebruiken bij leren? Nou, bijvoorbeeld wanneer een organisatie een leertraject ‘top down’ oplegt. Hoe breek je weerstand bij de doelgroep af? Hoe krijg je de doelgroep against all odds enthousiast en gemotiveerd? Hoe overtuig je ze van je boodschap? Je komt er niet met alleen een briljant idee. Wij werken veel en graag met doelgroeponderzoek, zodat we input krijgen voor visualisatie, communicatie, tone of voice, titel, afzender – en ga zo maar door.

3. “Je bent er niet om je doelgroep een product of dienst te verkopen, maar om je doelgroep een oplossing te bieden voor een serieus probleem.”

Hoofdstuk drie gaat over de uitwerking van het concept. Je kunt je idee namelijk wel zo weten te verpakken dat de doelgroep er warm voor loopt – maar sluit het concept wel écht aan? Als ze eenmaal over de streep zijn getrokken, haken ze alsnog af als blijkt dat ze niets van het leertraject leren. Zitten medewerkers van een bank wel te wachten op een mobile app met alle theorie over compliance die ze op vijf verschillende manieren kunnen doorzoeken… of willen ze liever kort oefenen met herkenbare situaties? Het lastige hiervan, zo geeft het boek terecht aan, is dat de doelgroep dat zelf niet kan aangeven. Het is er immers nog niet. Maar, ze weten meestal wél wat ze niet willen, én wat er mis is met de bestaande situatie. Door tijdens de uitwerking voortdurend te toetsen aan de doelgroep, weet je of ze wel behoefte hebben aan je (leer)oplossing.

4. “De business case moet niet als een statisch document beschouwd worden, maar als iets dat constant aanpassing behoeft.”

Hoofdstuk vier gaat over de productie – het moment dat het concept werkelijkheid gaat worden. Spannend! Maar zoals gezegd ook minder sexy. Zie, daar komen de praktische bezwaren boven water… Wat is wenselijk, wat is haalbaar? Belangrijk daarin, zo blijkt, is om objectief en flexibel te zijn. Objectief in dat je zorgt dat iedereen de leeroplossing helder heeft én dezelfde taal spreekt. Flexibel betekent bijstellen. En wellicht de uitvoering buiten je organisatie zoeken. Dat is eng, maar beter dan ‘Het kan niet’. Trouwens, dat bestaat volgens het boek helemaal niet.

5. “Het ideale scenario is dat het project, met het oog op de lancering, kan beschikken over een eigen, dedicated organisatie die het nieuwe product tot een succes gaat maken.”

Hoofdstuk vijf gaat over aandacht en expertise. Tas zegt dat om een innovatie te laten slagen, het essentieel is het project binnen de organisatie de aandacht te geven die het verdient. Een campagne rondom een nieuwe leeracademy kan dus alleen écht effectief worden gevoerd als mensen daar 100% mee bezig zijn – en het niet ‘erbij’ moeten doen. Geen verstand van instructievideo’s? Nog nooit een webinar georganiseerd? Wees niet bang om de expertise buiten de deur te halen! Vaak beter en lang niet altijd duurder.

6. “Er is een noodzaak om niet te snel te willen integreren.”

Hoofdstuk zes gaat terug naar waar het boek begon: de organisatie. Als je voor een innovatief project een eigen (deel)organisatie of project inricht, komt er namelijk vaak een moment dat deze weer geïntegreerd moet of kan worden met de bestaande organisatie. Is er bijvoorbeeld een nieuw leerplatform opgezet wat naast bestaande systemen draait? Misschien kan het een jaar later – als de piek in traffic voorbij is en het idee van het platform gemeengoed is geworden – wel geïntegreerd worden met een bestaand systeem. Het boek pleit ervoor om dit moment niet te snel te willen. De innovatie staat voorop, de organisatie conformeert zich daaraan – en niet andersom.

Open deuren? Misschien. Maar… dat betekent meestal ook dat iedereen het erover eens is dat het waar is. Ik wel, in ieder geval – en ik neem deze adviezen dan ook van harte mee in mijn team en naar de klant!

‘Zoiets verzin je niet’ vertelt in zes hoofdstukken over innovatie en de lancering van nieuwe producten. Jurriaan Tas put uit meer dan 25 jaar werkervaring op het gebied van marketing en communicatie. De uitleg is begrijpelijk en persoonlijk geschreven en bestaat zeker voor een derde uit sprekende voorbeelden en prikkelende vragen. Eindbeoordeling: 4 punten (4/5)

Lees verder